Dit keer heb ik wel een liturgie gemaakt.
Een liturgie, zoals die in een “gewone” dienst gevolgd zou kunnen worden.
De psalmen kunnen ook gezongen worden volgens www.denieuwepsalmberijming.nl
En dan zoeken op de betreffende psalm.
Je kunt ook luisteren naar Psalmen voor Nu. Dat geldt speciaal voor de psalmen 46, 147 en 133.
Ps 117
wetslezing
Ps 46: 1, 4
gebed
Ps 105: 15
Exodus 9: 13-35
Overdenking
Ps 147: 4, 6, 7
gebed
Ps 133: 1-3
Overdenking voor zondag 29 maart 2020
Sterk zijn. Dan kan je veel gewicht tillen. Dan ben je goed in verslepen. Of je kunt stenen kapot slaan met een hamer en een beitel. Daar heb je kracht voor nodig. Veel kracht. En die kracht kan je meten. Door een gevecht aan te gaan. Wie is de sterkste. Ik denk dat ieder van ons hier wel een verhaal bij heeft. Van je eigen kracht, of van de kracht van iemand anders. Het heeft met spierballen te maken, met trainen. Heel veel trainen.
Kracht. Lang had je de kracht van het paard. Dat was de kracht, die je als mens kon gebruiken.. Toen kwamen er machines. Met een auto met twee paardenkracht. En nog steeds rekenen we in de kracht van het paard, zoveel paardenkrachten. En dan heb je de kracht in de natuur. De sterkte van de wind, de energie van een bliksemflits. Het geluid van de donder. De grote van de hagelstenen.
Nu moet je sterk zijn. Dat kan iemand tegen je zeggen, of je zegt het zelf, als je het moeilijk hebt. Niet lichamelijk sterk, maar geestelijk sterk. Hoofd omhoog. Niet je schouders laten hangen. Kop d’r veur. Dat is een andere kracht. Met een andere bron. Geen spieren, maar je gedachten. Wat laat je toe, positieve gedachten, negatieve? Sta stevig in je schoenen.
Wat kan jij hebben? Hoeveel kan je aan? Soms veel meer dan je denkt. Voor een korte periode kan je een enorme kracht aanspreken. Niet te lang, want dan breekt vaak het lijntje. Maar wij mensen kunnen tegen een stootje. Wat als je steeds geslagen wordt? Als je het ene nog maar nauwelijks hebt gehad, of het volgende probleem dient zich al weer aan. Wat doet dat met je als mens? Je kunt er moedeloos van worden. Laat ook alles maar, hier heb ik geen zin meer in. Je kunt er strijdvaardig door worden. Kom maar op, ik zal laten zien dat ik sterker bent. Je kunt je kop in het zand steken. Ik ga gewoon door en ik doe alsof er niets aan de hand is. Je kunt bevriezen. Er lukt niets meer, wat moet ik nu doen? Zo zullen ze zich in Egypte hebben gevoeld. Toen al de slagen van God op hen neerdaalden. De ene na de andere.
Lezen: Exodus 9: 13-35
Kracht van boven
Ze maken daar wat mee in Egypte. En het ene is nog niet geweest, of het volgende is er al weer. Het land wordt overspoeld door kikkers, door muggen, door steekvliegen. Er is de veepest. Daarna krijgen de mensen zweren.
De slagen die God uitdeelt zijn heel natuurlijk. In Afrika kan je nu ook nog kikkers in je wc tegenkomen. Steekvliegen die ziektes verspreiden, is nog steeds een probleem. Je kunt er medicijnen voor nemen en klamboes tegen spannen. Straks komen de sprinkhanen. Het is dat de corona-crisis zoveel aandacht trekt, maar even daarvoor ging het over sprinkhanen. Een plaag in Oost-Afrika, in Pakistan en India. Het werd een plaag van Bijbelse proporties genoemd.
De middelen, die God gebruikt zijn niet bijzonder. Het is de timing en de hoeveelheid. En daarbij steeds het gesprek met Mozes en Aäron: laat het volk gaan. En farao die zich verzet. Dat gaan we niet doen. Het volk blijft hier. Hardnekkig, halsstarrig.
God laat zijn macht zien
De slagen hebben een betekenis: ze laten de macht van God zien. Hij stuurt kikkers, muggen, zweren. God beschikt over de natuur en de gezondheid. Hij heeft het in zijn macht. En daar is het God ook om te doen: laten zien wie Hij is en welke macht Hij heeft. Hij kan het voor en tegen je gebruiken. Om je te bevrijden, of om je te slaan. Voor Israël was het bevrijden, voor farao was het straf.
God laat het Mozes ook met zoveel woorden zeggen: God is in staat om er in één klap een einde aan te maken. Maar dat doet Hij niet. Hij geeft ruimte. Ruimte om na te denken. Ruimte om te reageren. Tegelijk moet wel duidelijk worden: er is maar één God. Er is maar één bij wie je veilig bent, die zekerheid geeft.
Eerst kunnen de magiërs van Egypte hetzelfde wat God ook doet. Dan schiet hun macht tekort en kunnen ze het niet meer. En opeens lees je dat het aan Gosen voorbij gaat. De plek waar Israël verblijft. Egypte wordt getroffen. Maar God ontziet zijn eigen volk. Dat is dus niet altijd zo. Het is niet zo, dat ziekte, tegenslag kinderen van God voorbij gaat. Zij krijgen er ook mee te maken. Dat kan heel hele beproeving zijn. Blijf je geloven, je zekerheid bij God zoeken … Maar moeiten kunnen ook aan Gods kinderen voorbij gaan. Bij de slagen in Egypte staat het er nadrukkelijk bij.
God laat zien, wie Hij is. Waartoe Hij in staat is. Er zullen hagelstenen naar beneden komen. En opnieuw wordt iedereen gewaarschuwd. Ze kunnen reageren, door hun vee en zichzelf en hun slaven in veiligheid te brengen. Sommigen doen het. Anderen niet. God geeft ruimte om te reageren. Geloof je wat er gezegd wordt? Of denk je dat het zo’n vaart niet zal lopen.
God is genadig
Dat is God. God kan in één slag ervoor zorgen, dat de wereld er niet meer is. Daartoe is Hij in staat. Maar dat is niet wat Hij wil. Hij zet zijn macht in voor zijn kinderen. Om hen te bevrijden. Maar er blijft ruimte voor de andere mensen. Tien slagen. Tien keer de kans om te reageren. Tien keer de kans je te bedenken. Het anders te doen. Tien keer de kans om te schuilen. Voor farao en de overige inwoners van Egypte. Terwijl er ruimte is, is het ook indrukwekkend. En verwoestend. Hagel uit de hoogte, licht dat de hemel verlicht. Donder die blijft weerklinken. Mens en dier die sterven. Bomen en gewassen die vernietigd worden.
Dat is God. Zo machtig is Hij. Bij de slagen van Egypte is het duidelijk: God wil zijn volk bevrijden. Hij heeft de onderdrukking gezien, het klagen gehoord. En God geeft er gehoor aan. Hij stuurt Mozes als zijn gezant. En de kracht van God wordt duidelijk. Hij beheerst de natuur, de dieren. Hij beheerst het weer. Hij beheerst ziekten. Hij stuurt het met als doel: laat mijn volk gaan. God is machtig en Hij is genadig. Hij blijft liefdevol.
Stil worden voor God
Zo duidelijk is het niet altijd. Je kunt lessen trekken uit rampen, die er gebeuren. Het kan je aan het denken zetten. Waar zijn wij als mensen mee bezig? Waar zet ik mijn hart op? Als het rumoer tot stilte komt, kan je zelf ook stil worden. Stil voor God. Tegelijk kan je jezelf afvragen, hebben we daar die rampen voor nodig? Nou soms wel. Om ons gedrag te veranderen. We merken het nu: we kunnen het wel, maar het gaat niet vanzelf. En waar we soms lang over gepraat hebben, dat kan nu ineens wel. Een dienst opnemen kan wel. Nu wel. Iemand die vaak naar het zuiden rijdt, vanuit het noorden, merkt dat het werk ook anders kan. Je kunt ook beeldbellen … We kunnen misschien veel meer thuis werken, dan we dachten. En zo zijn er nog wel meer voorbeelden. En toch opmerkelijk, dat de lucht nu opeens schoner is. Wat is er dan veranderd?
Brengt God ons nu ook terug naar Hem? Je kunt teveel van eigen kracht uit zijn gegaan. Teveel op jezelf vertrouwd. Ongemerkt misschien. Nu staan we stil en welke plaats heeft God nu werkelijk in ons leven.
Wij hebben ook zo onze eigen goden? De wetenschap, de welvaart, het geld, de macht. Dat moet ons gelukkig maken. En dan opeens: wat ben je als mens kwetsbaar. Alles staat stil.
God toont zijn sterkte. En de goden van Egypte staan machteloos. De goden van Egypte kunnen het land niet beschermen. Zij kunnen de inwoners niet gelukkig maken. En farao komt tot dat inzicht. Laat het stoppen. Ik ben schuldig roept hij. Zeg het tegen God, Mozes. Dan zal ik het volk laten gaan.
Het klinkt te mooi om waar te zijn. En het is het ook. Als de hagel gestopt is, de wolken zijn weggewaaid. De donder niet meer klinkt. Dan komt er geen woord van vrijheid. Farao blijft bij zijn gedrag. Het volk laat hij toch niet gaan. Liever vasthouden aan eigen macht. De bekering en inzicht in schuld is van korte duur. Als het al echt was.
Nogmaals genade
Er is nog één opvallend vers: en opnieuw gaat het over Gods genade. Niet alles is vernietigd. Het was een deel van de oogst. Een deel van de gewassen. Een ander deel is gespaard. Zo is God.
Bij Jezus zie je het terug. De tekens die Hij doet, zijn geen slagen meer. Maar reddende tekens. Van genezing en bevrijding. Jezus zoekt de zwakke. Dat wat verstoten is, geeft Hij ruimte. Hij geneest de zieke. Daarvoor is Hij gekomen. God wil zijn kinderen bevrijden uit de nood die drukt. Daarvoor kwam Jezus op de aarde. In Egypte toonde Hij zijn macht door de slagen, die het land trof. In Jezus wordt zijn reddende macht zichtbaar door te genezen. Door beiden wil God zijn kinderen bevrijden. Door de slagen in Egypte, door het lijden van zijn Zoon.
En God wil dat je naar Hem vlucht. Dat is het appel. Zowel in Egypte, als bij Jezus. Dat je luistert en God gelooft op zijn woord. Daar komt het op aan. Jij kan je zwak voelen. God is sterk en machtig. Bij Hem kan je schuilen. Altijd. Kracht van boven is ook zegen van boven. Het kan hagelen, maar ook zegen regenen. Van boven naar beneden.
PvN 133