Zoals veel dingen anders zijn gegaan, gaat ook de dodenherdenking dit jaar anders. Er zal een lege Dam in Amsterdam zijn. En ook de andere plekken zullen leeg zijn. Dit keer geen bijeenkomst in de Abdijkerk hier in het dorp. Geen moment van stilte bij het monument midden in het dorp. Normaal ben je vrij om er naar toe te gaan, of er van af te zien. Nu is er niets. En een dag later geen bevrijdingsfestivals. Er is opgeroepen om een lied van Ramses Shaffy te draaien. Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder. Voor diegene, die dacht dat ie alleen was, voor diegene met slapeloze nachten, moet nu weten: we zijn allemaal samen.
Tja en dat samen dat gaat nu juist even niet. Zingen kan je, maar alleen klinkt het toch anders dan samen. Vechten kan je, maar waar is de vijand. Huilen kan je, maar wie is er om je te troosten? Bidden kan je in je binnenkamer. Lachen kan je, maar samen lachen is wel zo fijn. Voor de één gaat het werk gewoon door. De ander wacht op wat er komen gaat. Weer een ander werkt thuis. Nog weer een ander zit thuis zonder werk. En je kunt bewonderen: de lege straten, de lege musea. De gehoorzaamheid van de meesten, de veerkracht en de creativiteit. Maar er begint ook het gemor en gemopper te klinken. Hoe gaat het verder? Wie kan er weer aan het werk en wanneer? Zijn de maatregelen niet te groot. Je wilt naar buiten, naar elkaar. Hoe moet dat met een restaurant, met het openbaar vervoer? Zoveel vragen. Soms is er onveiligheid, huiselijk geweld. Er is sprake van agressie, in winkels en daarbuiten. Wat wil je als je zo op elkaars lip zit. We zijn beknot in onze vrijheid. We voelen ons opgesloten …
Vrijheid. Waar kijk jij naar uit? Wat is het eerste, dat je gaat doen, als het weer normaal is?
Wat voel je nu bij al deze maatregelen? Hoe voelt vrijheid?
Vrijheid. Vijf oorlogsjaren waren we het kwijt. Sinds de bevrijding geven we het door. Van generatie op generatie. Maar wat wil jij je kinderen dan leren en wat heb jij als kind dan van je ouders geleerd?
Vrijheid betekent niet, dat alles maar kan. Dat jij alles kunt doen, wat je maar wilt. Want dat kan ten koste gaan van de ander. Je zult met elkaar rekening moeten houden. Vrijheid is ook niet wat overblijft als jij jezelf terugtrekt op jezelf. Als een kluizenaar. Vrijheid is, dat je rekening houdt, met elkaar, met de wereld, met jezelf. Je verantwoordelijk voelt, en verantwoordelijkheid neemt. En daar zit ook het woord antwoord in. Het begint niet bij jou, wij geloven, dat het bij God is begonnen. Hij heeft het eerste woord. En Hij bevrijdt ons, wil dat we als vrije mensen leven. En dan kun je niet alles doen, wat je maar wilt. Zijn er grenzen. Maar je leeft wel als door God bevrijdt. En die vrijheid wil je doorgeven.
Je kunt niet een heel volk deporteren. Je kunt niet een heel volk uitmoorden. Dat gaat tegen alle wetten en regels in. Dat gaat ten koste van de vrijheid van de ander. Het recht op een volwaardig leven. Daar moest ik aan denken, toen ik kort geleden in Kamp Westerbork was. Het was er rustig en kalm. Bielzen met data en cijfers. Stenen voor al de mensen die doorgevoerd waren uit het kamp. Verschrikkingen. Een paar treinwagons als herinnering. En de spoorrails met gebogen sporen. Daarbij twee stenen. Eén in het Hebreeuws, de ander in het Nederlands. Met een tekst uit Klaagliederen:
L Klaagliederen 4: 18
De vijand volgt ons bij iedere stap, we kunnen ons niet meer buiten vertonen. Ons einde is nabij, onze dagen zijn geteld, ja, ons einde is gekomen.
L Exodus 17: 8-16
In Refidim werd Israël aangevallen door de Amalekieten. Toen zei Mozes tegen Jozua: ‘Kies een aantal mannen uit en trek met hen tegen Amalek ten strijde. Ikzelf zal morgen op de top van de heuvel gaan staan, met in mijn hand de staf van God.’ Jozua deed wat Mozes hem had opgedragen en trok tegen Amalek ten strijde, en Mozes ging naar de top van de heuvel, samen met Aäron en Chur. Zolang Mozes zijn arm opgeheven hield, was Israël de sterkste partij, maar liet hij zijn arm zakken, dan was Amalek de sterkste. Toen Mozes’ armen zwaar werden, legden Aäron en Chur een steen bij hem neer, zodat hij daarop kon gaan zitten. Zelf gingen ze aan weerszijden van hem staan, om zijn armen te ondersteunen. Daardoor konden zijn armen opgeheven blijven totdat de zon onderging. Zo versloeg Jozua het leger van Amalek tot de laatste man. De HEER zei tegen Mozes: ‘Leg deze overwinning in een oorkonde vast, zodat niemand die ooit zal vergeten, en overtuig Jozua ervan dat ik zal zorgen dat niets op aarde nog aan het volk van Amalek herinnert.’ Toen bouwde Mozes een altaar, en hij noemde het ‘De HEER is mijn banier’. Hij zei: ‘Omdat Amalek de hand heeft durven opheffen tegen de troon van de HEER, zal de HEER strijd voeren tegen Amalek, in alle komende generaties.’
Die tekst slaat op de tijd van de ballingschap. Toen een groot gedeelte van het volk werd weggevoerd naar Babel. Zelfs diegene op wie ze hun hoop hadden gevestigd: de koning Zedekia werd weggevoerd. Vervlogen was hun hoop. Er restte zij die achterbleven niets dan klagen. In de klacht gaat het over de zonde van de leiders van het volk. Zij die het volk moesten voorgaan in de dienst aan God. De priesters en de profeten. Maar ook het volk zelf heeft gezondigd. En de situatie is er dan ook naar. God kijkt niet naar hen om. Het volk wordt weggevoerd. Ze durven de huizen niet uit. Zich niet op de pleinen te begeven. De straten zijn leeg. Bang als ze zijn voor de snelle vijand. Die als een arend zijn prooi grijpt en meeneemt.
Ze zitten in zak en as. Bang om zich te verroeren. Bang zichzelf te verraden. Het einde lijkt nabij. De dagen geteld. En God redt niet. Niet zoals vroeger.
Op deze dag staan de kinderen stil bij de laffe aanval van Amalek op Israël. Het volk had geklaagd: is God wel in ons midden? Ze hadden ruzie gemaakt met Mozes. God had bewezen er te zijn. Hij had water gegeven. De rust lijkt weergekeerd. Maar dan wordt de achterhoede, waar de zwakken zijn en de vrouwen en de kinderen aangevallen. Jozua moet de volgende dag strijd leveren. Mozes houdt biddend zijn handen omhoog. Dan heeft Israël de overhand en behaald de overwinning. God redde van de aanval van Amalek.
God is een bevrijder. Hij bevrijdt het volk uit Egypte. Redt hen uit de klauwen van een vijandig volk. Bij de ballingschap lijkt alles voor niets. Dat is de klacht. Het volk lijkt verloren. Door eigen schuld, omdat ze zelf God vergeten zijn en geen rekening met Hem hebben gehouden.
En opeens worden deze woorden toegepast zoveel eeuwen later. Ze konden zich niet vertonen, niet op straat. Ze waren hun leven niet zeker. De vijand was als een arend. Had de arend ook als symbool. Zij hadden een ster. De pleinen bleven leeg. Toch worden ze bijeen gedreven. Hun einde lijkt nabij. En voor velen was dat ook werkelijk zo.
En nu: blijf binnen. Lege straten. Geen groepsvorming toegestaan. Er zijn mensen kwetsbaar en die moeten we beschermen. Opeens kan je ziek worden. Zo ziek, dat je naar een ziekenhuis moet. Zo ziek dat je aan de beademing moet. Zo ziek, dat je eraan sterft. Een virus, snel als een arend met klauwen om je vast te grijpen.
God, U bent een bevrijder. Dat hebt U zo vaak bewezen. U bent in het midden van uw volk. Als zij U aanroepen, dan luistert U. U gaf Jozua de overwinning. Het volk was veilig en kon weer door. En U beloofde Amalek in de toekomst te straffen. U bracht na zeventig jaren het volk uit ballingschap weer terug. Het volk Israël is nooit helemaal vernietigd.
De aarde heeft al vaker op zijn grondvesten geschud. En als we de woorden van onze God mogen geloven, dan zal het nog wel vaker gebeuren. Ziektes, oorlogen, die de wereld overgaan. Laat het ons vertrouwen in God niet aantasten.
Hij geeft ons vrijheid. Hij bevrijdt ons. Door Christus heeft Hij ons bevrijd. Vrij, niet om alles maar te doen, wat je wil. Wel om antwoord te geven, op dit woord van God: mijn kind, Ik heb je bevrijd.
Vandaag probeer je zo goed mogelijk voor jezelf te zorgen. En voor allen, van wie je houdt. Je probeert om voor zover het van jou afhangt, gezond te blijven. En daar hebben we veel voor over. Laten we ook goed voor onze ziel zorgen. Door stil te zijn, God te zoeken in gebed. Alles van Hem te verwachten. Juist als je in het nauw bent. Als het donker is en je het zelf niet lijkt te redden. Van Mozes kunnen we leren, dat het gebed van levensbelang is. Het zorgt voor de overwinning. Van Jeremia kunnen we leren, dat in je gebed je kunt klagen. Over je eigen gedrag en daden, maar ook over de situatie waarin je jezelf bevindt. Woorden die een klacht en een aanklacht kunnen zijn als vrijheid misbruikt is. En die oproepen om bezetting te herdenken en vrijheid te vieren.
Sta daar deze week bij stil: vrijheid is om te vieren en te delen.